Oval Office (Red Meander)

In de tentoonstellingszaal van kasteel Blauwendael in Waesmonster, waar het Blauwhaus zich had gevestigd, stond een ovalen tafel die plaats bood voor een veertiental stoelen. Het ontwerp bestond uit zes afzonderlijke tafelbladen waarvan twee rechthoekige ‘extensies’ (69 x 180 cm) en vier kwartcirkel ‘bogen’ (met een straal van 120 cm) die samen een gesloten lus vormen, een ‘0’ die een oppervlakte van ca 420 x 240 cm in beslag nam. Het geheel rustte op zes driepotige schragen met een ontwerp dat schatplichtig is aan de schragen in een laatmiddeleeuws glasraampje waarop te zien is hoe drie aapachtigen samen een tafel opzetten. Dit glasraam, uit de collectie van het Metropolitan Museum in New York, stond reeds afgebeeld op de cover van de WORK FLOW-publicatie ‘A Play with Arts, Apes and Crafts’ (Wauman, 2018), het ambitieuze project dat voorafging aan dit Blauwhausavontuur en er in zekere zin ook tot heeft geleid.

De tafel werd zo geconcipieerd dat ze eindeloos uitbreidbaar is door toevoeging van bijkomende schragen, extensies en/of cirkelbogen en desgewenst flexibel geconfigureerd kan worden om een slangachtige gedaante aan te nemen die
doet denken aan een kronkelend pad, een spel of de loop van een meanderende rivier.

Toen het Blauwhaus werd ingehuldigd was de tafel naakt, haar eerste aanblik slechts getekend door de natuurlijke structuur van de multiplexpanelen uit berkenhout en de objecten die erop werden gepresenteerd. Vandaag vertoont ze her en der enkele gebruikssporen én werden twee tafelbladen gepersonaliseerd door een duo Blauwhausresidenten. Kelly Schacht en Hadewych Becuwe voorzagen de originele tafeldelen van een felrood getinte opdruk en ruilden één rechthoekig werkblad in voor een stuk roze MDF waar ze ook hun uitgekozen motief op lieten printen: een uitvergroot en geïnverteerd (‘negatief’) beeld van een semi-transparant lint dat zich op schijnbaar toevallige wijze en gefragmenteerd over het oppervlak van de tafel slingert.

Om het potentieel van de tafel te benadrukken stond reeds voor aanvang van de werkperiode één ‘extensie’ apart opgesteld tegen de wand. Op dit paneel werd vooraf een ‘houten tekening’ aangebracht, een ‘inlegwerk’ met een repetitief patroon van parallelle banden uit olm- en notelaarfineer dat doorbroken wordt door een kleurrijk gestreept ‘lint’ – of een ‘knoop’ – uit designfineer, meer specifiek: vakkundig geproduceerd afwerkingsmateriaal uit houten vezels van de Italiaanse firma Alpi.

De ingelegde ‘knoop’ verwijst onder meer naar de picturale weefwerken van Anni Albers, die omstreeks 1947 de ‘Knot’ introduceerde in haar werk. In de catalogus die verscheen bij de tentoonstelling in Tate Modern (2018) lees ik dat het woord ‘Knot’ verschillende betekenissen in zich draagt: “In hand-weaving it can signify a tangled mass, but also a patterned fastening or interlacing of threads. In mathematics a knot is a tangled loop in three dimensional space. In non-weaving contexts, it can denote a mass formed between a branch and a tree trunk, or a muscle swelling, or it can be a nautical unit of speed.” (Danilowitz, 2018, p. 87)

De verwijzing naar Albers is niet toevallig want zij is één van de bekendste vrouwelijke ambassadeurs van het Bauhaus en vorig jaar werd in Tate Modern in Londen een overzichtstentoonstelling georganiseerd die ik bezocht. Tijdens het onderzoek dat aan het Blauwhaus voorafging, kwam het woord ‘weven’, of ‘weefsel’, ook als metafoor,
regelmatig boven drijven.

In een artikel van Tim Ingold over ‘the textility of making’ las ik volgende prachtige zin die me sindsdien blijft achtervolgen: “Making is a practice of weaving, in which practitioners bind their own pathways or lines of becoming into the texture of material flows comprising the life world.” (Ingold, 2010, p. 91) Niet alleen het ‘maken’ – beschouwd als behandeling van fysiek materiaal – kan verbonden worden aan weefwerk maar ook de taal. Zij leidt naar het begrip ‘intertekstualiteit’ waarmee wordt gewezen op het verschijnsel dat literaire teksten echo’s bevatten van andere literaire teksten. Hermes vertelt ons dat wij in een culturele “intertekst” lezen en schrijven die beïnvloed
wordt door vroegere teksten: “Het weefsel dat een tekst is, hangt weer met talrijke draden vast aan andere teksten.”

Het Franse structuralisme beklemtoont dat ‘tekst’ en ‘intertekstualiteit’ zijn afgeleid van het Latijn ‘texere’ (weven). Dankzij Paul Claes kom ik te weten dat de romancier Henry James in een verhaal uit 1896 spreekt over ‘the figure in the carpet’: het in een roman verscholen patroon. (Claes, 2011, p. 35) Wat verderop in zijn boek ‘Echo’s echo’s. De kunst van de allusie’, in het hoofdstuk over het ‘weefsel van de tekst’ lees ik weerom een boeiende zin, nu van Roland Barthes: “De bronnen van een tekst bevinden zich niet alleen voor de tekst, maar ook na de tekst” (ibid, p. 38). Elke tekst vormt op zich een ‘betekenisknoop’ (een term toegedicht door Jacques Lacan) die zich net zoals de droom vertakt op verschillende niveaus.

Met deze knoop ben ik weer aanbeland bij onze tafel die symbool staat voor het ‘verbinden’ van mensen, het ‘verweven’ van verhalen en voor een veelgelaagd netwerk van betekenissen dat als rode draad, of rood lint stroomt door de aders van het Blauwhausexperiment.

 

Text: gepubliceerd in ‘Wim Wauman: (Blauwhaus) GetijdenBoek/BookofTides’, December 2019 (p. 33)


TAGS