Tuinhuis van de Dichter

Om de wereld van de blauwe uil te verlaten, volstaat het om langs de voordeur het vakantiewit weer te betreden, 12 tot 13 passen rechtdoor te gaan en met de achterdeur (met omgekeerd slot) het portaal weer af te sluiten. Zo stranden we meteen bij het Tuinhuis van de Dichter. De kust is veilig: de valse reiger Narcissus valt nergens te bespeuren.

Het tuinhuis wordt hier de ‘garage’ genoemd maar het kreeg een andere functie toegedicht. Er staan bezemstrelen* en er blinkt een stalen ros. Plaats voor een vierwielig voertuig is er niet. Een dichtgeplooide pingpongtafel verlangt er naar de zomer. Naar een ruimere bubbel en het amusement van speelvogels die een vakantiewitte bal heen en weer kaatsen. De tafel is niet alleen, we delen haar verlangen.

Het tuinhuis heeft een gebarsten schoorsteen en dus ook een oude toren. De nacht blijft er gevallen en hangt als een sluier met naald en draad vastgespeld achter het raam. De waterpomp is bijna uitgeteld. Ze krikt wellicht bitterzoet op, dat naar ons hart vervoert. De zijdeur draagt vier pijlen – gericht op een doel met vijf verheven schijven. Als we te laag mikken, belanden onze projectielen in de brievenbus die wordt aangeduid met het woord ‘Lettres’. Blauwe Wolk droomt al van Briefjes aan de tuinman? Aan Jowan?

 

Tekst en stempels: eerder verschenen in Blauwblad No. 03/Waartoublad, juni 2021 (p. 35).


TAGS