Cocoonery of Pandora (een hermythische* doos)

Fragment uit Blauwblad No. 04, november 2021: p.24-29.

Op maandag 27 september 2021 werd in de bibliotheek van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen de Cocoonery of Pandora in gebruik genomen. De Cocoonery of Pandora is een artistieke ingreep/installatie van Wim Wauman gerealiseerd in opdracht van de onderzoeksgroep Body and Material Reinvented en werd geconcipieerd als een leeshoek, ‘hotspot’ voor artistiek of als 'verleidelijk' platform waar sleutelwerken, referenties en publicaties (i.s.m. de verschillende onderzoeksgroepen van de academie) gehuisvest en geconsulteerd kunnen worden.

De installatie omvat drie gelijkaardige boekenkasten uit berkenmultiplex (ca 110 x 120 x 40 cm), een kleine schrijftafel (met plaats voor een SONY bluetooth platenspeler), een vintage hoekbank (met opbergruimte), een uitgekiende selectie objecten (waaronder een mechanische schrijfmachine, een make-up 'uilenspiegel', een Sint-Jacobsschelp met apennoten en een balalaika), en een 'drager' voor de reeks Blauwbladpublicaties.

De dekplaten van de houten meubelstukken werden afgewerkt met luxueus composietfineer van Italiaanse makelij[1] en enkele kleine vellen natuurlijk Ziricotefineer. De 'Zirocote' - of wetenschappelijk, de Cordia dodecandra - is een kleine boom uit de familie der ruwbladigen waartou* ook het vergeet-mij-nietjes-geslacht behoort.

De kasten bevatten tien recto-verso gegraveerde panelen die de compartimenten voor de verschillende onderzoeksgroepen aanduiden en gepersonaliseerd werden met tal van grafische tekens die als een kromme-weg* naar de Blauwhauswereld wijzen: symbolen en stempelsporen, HekkenKruisSleutels en vreemdsprakerige stukjes #ToverSpraak uit de Blauwbladpublicaties.

Eigenlijk kunnen we de interventie misschien nog best vergelijken met een '(bijna) lege doos', in wezen onvoltooid en aldus als een hoopvol werk-in-wording dat voor een langere termijn ter beschikking werd gesteld. Kortom: een functioneel en recreatief #WorkOnProgress.

In die doos zat een hoopvolle uitnodiging gericht aan de verschillende onderzoeksgroepen, vorsers en studenten om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die door toevoeging van de Cocoonery aan de bestaande infrastructuur, werden geschapen. Een uitnodiging om content toe te voegen en te raadplegen; om het meubel te delen; om de verbeelding en de nieuwsgierigheid aan te wakkeren; eventueel de kromme-weg* van Blauwhaus te ontwarren en absorberen; en aldus een voorbeeldig statement te maken 'waar alle betrokkenen mogelijk iets aan hebben'.

Een hermytische* doos.

De titel voor de installatie is dan ook niet zomaar uit de klucht gegrepen*: een Cocoonery (EN) is een vertrek voor zijderupsen om zich te voeden en cocons te vormen en dus een functionele structuur om zijde te oogsten: een luxueuze stof in de modesector. De cocon is een beschermend omhulsel, zoals een doos of schelp, voor een geïsoleerd proces van metamorfose: een hermetische vrijplaats voor de larve die vlinder zal worden.

Een 'hermetische doos' zoals de laat 15e-eeuwse Italiaanse studiolo: gewoonlijk een klein vertrek (in een paleis) voorbehouden voor studie, contemplatie en culturele interesses. Een plek voor intellectuelen, mecenassen, mystici en kluizenaars; en dichter bij huis: voor kunstenaars en vorsers om (artistiek) onderzoek te voeren? In de studiolo's van Gubbio of Urbino zien we allerlei instrumenten, boeken en symbolische voorwerpen afgebeeld in een trompe l'œuil intarsia van ingewikkeld inlegwerk.

Voor we ingaan op de figuur van Pandora, wil ik nog iets kwijt over de (oorspronkelijke) Nederlandstalige titel voor de installatie: de Coconnerie van Pandora. Die bevatte immers een verdoken knipoog naar het Franse woord voor varkensstal 'Cochonnerie' wat ons meteen zou kunnen doolverwijzen* naar het Orwelliaanse varken Sneeuwbal dat Blauwhaus als attribuut van Sint-Antonius liet rusten onder de overtreffende trap in De Tuin van Gistern* en Morgen[2]; en naar de uitdrukking 'parels voor de zwijnen' die we met betrekking tot onze inzet en respons zo graag in de bek nemen omdat we vooralsnog #Aardsmodern[3] plegen te zijn...

Ook zeer 'Aardsmodern' achten wij de Griekse figuur en veelgelaagde mythe van Pandora wiens naam vertaald kan worden als 'draagster van alle gaven' ('all-given') of als 'schenkster van alle gaven' ('all-giving').

De eerste interpretatie “draagster” werd geboekstaafd door Hesiodos[4] die Pandora afschilderde als een onbetrouwbaar vrouwelijk wezen: "een verleidelijk kwaad" die door een boze Zeus als straf en kwelling naar de mensenwereld werd gezonden.

De Britse classica Jane Ellen Harrison (°1850) stelt echter dat de figuur Pandora oorspronkelijk afgebeeld werd (op vazen) als "alles-gevende" godin die oprijst uit de Aarde - "ze is de Aarde" die alles voortbrengt en geeft. Harrison voorzag misschien hoe de "scheppende godin" Pandora bewust door Hesiodos (via zijn patriarchale mythologie) in de schaduw werd geplaatst en vervangen door de "dood-en-verderf brengende vrouw" Pandora[5].

De bekende en gangbare mythe van Pandora, met haar 'doos' (wat eigenlijk een 'kruik' was tot iemand als Erasmus het Griekse pithos verwarde tot* het Latijnse pyxis 'doos') zou dan geen 'echte mythe' zijn, maar een antifeministische fabel, mogelijk verzonnen door Hesiodos zelf. Andere bronnen beweren dan weer dat er aanwijzingen zouden zijn dat Pandora zelf 'de kruik' was: de procreatieve moederschoot, het heilige vat, de graal.

Al die ambivalentie maakt dat Blauwe Wolk in de mythische Pandora - de gedemoniseerde godin die refereert aan Moeder Aarde; die vasthoudt én geeft - een uitermate geschikte patrones vond voor de installatie. Hij zag in haar een heilzaam vat, een conceptuele container en een metafoor die op overdrachtelijke wijze ook de Cocoonery zelf representeert: de raadselachtige en door verhalen bekrachtigde - of hermythische* - doos die kennis en weelde, de verze* vruchten van arbeid en onderzoek bevat, deelt en schenkt.

Tenslotte stellen wij voor om haar attribuut (kruik of doos) in de wereld van het Blauwhaus alvast te vervangen door een cornucopia - een 'hoorn des overvloeds' die ons 'alles' geeft: geschenken, verze vruchten* en zegeningen: 'verzilverd blauw' en hopen wij thans een 'bijna lege doos' bij te kunnen dragen aan haar eerherstel als Aardsmoderne godin.

Voetnootjes:
[1] www.alpi.it
[2] Blauwblad No. 00, p. 28-29.
[3] Blauwblad No. 03/Waartoublad, p. 29.
[4] Hesiodos: Theogony (c. 730–700 v.C.) and Works and Days (c. 700 v.C.).
[5] Harrison (1903): Prolegomena to the Study of Greek Religion, 1922: 283–85.


Tickle

Dat het krinkelende Twinkle-ding op pagina 10 en 11 deze zomer niet aan onze waandacht* kon ontsnappen, heeft wellicht alles te maken met de tekening van Isabel die de tegenoverliggende bladspiegel vult.

Ter interpretatie van de prent, waaghalsde* Blauwe Wolk zich in 2020 aan de eerste aanzet tot een speelse variatie op The Star: het (Twinkle, twinkle, little star...) kinderliedje van Jane Taylor (gepubliceerd in 1806) dat doorgaans wordt gezongen op de melodie "Ah! vous dirai-je, maman". Een vertrouwd deuntje dat in onze oren ook klinkt als "Altijd is Kortjakje ziek"... Midden in de week maar 's zondags niet... 's Zondags gaat zij naar de kerk, met een boek vol zilverwerk"... Een Blauwblad?

De etymologische snavel* wijst er ons op dat 'Kort-jakje' in het oorsponkelijk, volkse kluchtlied (c. 1700) een (jenever drinkende) vrouwelijke dronkenlap of vrouw van lichte zeden zou zijn: een Swane, Triene, Treze, Zwarte Seis of Lamme Zende; ne zatten dweil of dus een van de geluwe* spookwezens uit 'Op den dool' van Stijn Streuvels.[1]

Misschien smeden we ooit nog een luizige staart aan deze korte melodische historie maar in de context van dit Blauwblad achtten we het verze vruchtje* toch al een niemendalletje aardig*:

Tickle, tickle, little plant
Feel enlightened by this hand.
Let my fingers cross thy land,
Help them find the magic wand.

 

Tekst en afbeelding: eerder verschenen in Blauwblad No. 04, november 2021 (p. 30-31)

Voetnootje:
[22] Stijn Streuvels: Op den dool (uit de bundel Lenteleven, 1899).


Vooruitzwichten*

Het is u vast niet ontgaan dat de energieprijzen de pan uit rijzen en aangezien wij ten Blauwhuize* dag in dag uit overmatig veel energie investeren om smaakvolle parels voor de zwijnen aan onzen draed te rijgen en telkens weer een vers Blauwblad klaar te stomen, zien wij ons genoodzaakt om onze tijdsrovende gulheid jegens Blauwblad wat in te perken en onze abonnementsformules voor de tweede jaargang keerogend* af te stemmen.
 

Wij zullen onze energie in 2022 vanuit artistiek oogpunt én om den brode evenwichtiger moeten verdelen tussen verschillende projecten zoals het atelierwerk van Wim of het teken- en animeerwerk van Isabel voor de 'Blauwhaus' kortfilm Yestoday's Garden (werktitel) die door een zondvloedige samenloop van ideeën steeds weer in de drukte verdween. Gelukkig zijn al onze 'projecten' in 't #Hiernumaals en via #AirCrafts met elkaar verweven. Blauwblad blijft garant staan voor een verzamelwaardige en aangroeiende reeks publicaties boomvol* recreatieve beschouwingen, schrijfoefeningen en geïllustreerde verslagen over onze al dan niet geromantiseerde avonduren*. Mogelijk krijgen de Blauwhauspersonage een eigen stem of steken we onze zinnen in* de voorpublicatie van een vers liedjesboek? Een feuilleton? Wie O Wee weet?

 

De 'vrienden' zullen onze scheppingsverhalen van nabij kunnen volgen na het afsluiten van een nieuw jaarabonnement (minstens drie edities) dat wij haarscherp aanprijzen vanaf 33 €. Daarom wijzen wij meteen al op het potentieel van een vrijoplopende* bijdrage die als aflaat wel kan tellen. Tenslotte hoopten wij uit onze hoge hoed* nog een toverprachtige* formule voor ridders die willen bijdragen aan ons 'verzilverd blauw' en die we een nobele naams- (≥ 88 €) of logovermelding (≥ 220 €) kunnen aanbieden.

 
Tekst: eerder verschenen in Blauwblad No. 04, nov. 2021 (p. 34).

 


Streuvelstaal

Op de valreep asemjaagden we hier en daar nog een portie Streuvelstaal door dit blad omdat we uitkijken naar een schrijversresidentie in 'zijn' Lijsternest te Ingooigem: vast een buitenkans mét verze* vergezichten om volgend jaar een Blauwblad aan te wijden. We verrijkten onze #Woordenschat met zijn naturalistische taalkunst en likken nog steeds onze vingers af bij werkwoorden als monkelplooien, spartelpoten, geksche(e)ren of staro(o)gen,...

Na dat Blauwe Wolk 'de blauwe uil' uit het Huis van de Dichter (Watou) tot Heerr Grrimminck omdoopte en hem het neologisme in de snavel legde[1], lazen we bij Stijn Streuvels in Het Woud (uit de bundel Zomerland, 1900) onderstaande passages waarmee wij onze eerste jaargang graag affluiten*: 

Kerlo bekeek nu weer zoo vreemd vragend zijn wijf, dan miek hij zijn wezen zwart met grimsel uit zijn zakken en wipte gezwind in ’t donker hout. 

Haar luie oogen liet zij spelen tusschen de blauwe rookpluimen die in bochtige kronkels opklawierden naar de blauwe opening tusschen de boomkruinen. 

De nachtuilen bliezen uit de zwarte donkerte overal achter hem, lijk gekkende kwelgeesten.

Tekst en illustratie: eerder verschenen in Blauwblad No. 04, november 2021 (p. 35).

Voetnootje:
[1] Zie Blauwblad No. 03/Waartoublad, p. 7, 33-34.


Metrum

Om de hoek van de Blauwhuisstraat
is de cirkel enkel krom
voor de wakkerste kijker.

Met tegenwijzerzin*
dwalen de tandwielcijfers
door 't spoor van de laatvloeier* 
die tekens aan de wand kraait.

Links lonkt rechts; drie wordt vier;
negen keert de rug met irrationele schreden
tot Eenieder d' hand omdraait:
we wijken immer verder af...

Langs en voorbij kromme-wegen*
valt met de zegen van Fortuna
slechts bitterzoet te rijmen.
Daar de spinrok der Moirai[1]
de stemming een eigen draai gaf.

Daar de wekker van 't brocariaat*
zich niet met #AbsoluteCijfers mat
maar in aardsmoderne* talen zweeg.

Of hoe de Kloekloeksklos*
- hier in Waartou slinks en glad
de hekel aan het metrum reeg*.

 

Tekst en foto: eerder verschenen in Blauwblad No. 03, juni 2021 (p.12-13).

Voetnootje:
[1] Ananke: personificatie van noodzaak/onvermijdelijkheid. Symbool is de knoop; attribuut is de spinrok (stok om wol of vlas te spinnen, ook 'toverstaf'). De schikgodinnen (Moirai) die haar bijstaan zijn Klotho (spint den draed), Lachesis (meet den draed) en Atropos (knipt den draed door).


Snaike

Afbeelding: eerder verschenen in Blauwblad No. 03/Waartoublad, juni 2021 (p. 14).


Snavelstaarderij*

De etymologische snavel* van het Blauwhaus heeft weinig gemeen met de Blauwhuisstraat en hoeve in Waartou (die haar naam te danken heeft aan haar leien bedaking). De naam 'Blauwhaus' verwijst naar het kasteel Blauwendael in Waasmunster waar tijdens de lente van 2019 de Blauwhaus 'kunstenaarsresidentie' werd ingericht. Waar Blauwe Wolk 't startschot voor deze avonduren* gaf. 

De naam wijst ook naar het Bauhaus: de school die honderd jaar eerder onder leiding van Walter Gropius in Weimar met een knallend manifest 't levenslicht zag. Maar bovenal knipoogt ons Blauwhuis naar het Red House in Londen[1] waar William Morris zich vanaf 1860 liet omringen door zijn vrienden (en vriendinnen) van de prerafaëlitische kring: een landelijk toevluchtsoord als voorbode van de latere reformatieve arts-and-craftsafweging*.

Niettemin openbaarde de etymologische snavel* nog een missing link tussen onze bakermat in het barre Waasland en het ondergronds moeras van Waartou. De eerste vermelding van Watou dateert van 1123 als 'Wathewa'. Later ook 'Watuwa' (1207) en 'Watuwe' (1519). De etymologische snavel* van Waartou zou als oorspronkelijk toponiem verwijzen naar een 'moerassige weide'. 

Ook de etymologische verklaring van ‘Land van Waas’ (9de eeuw) leidt ons misschien naar een ‘drassige grond’ (via het Germaanse wasu); of naar een oud Teutoons woord met de betekenis van ‘slijk’. Een derde mogelijkheid is het Middelnederlandse woord wastin(n)e, wat ‘woeste grond, woestenij’ betekent (vgl. EN: wasteland). Dat deed Blauwe Wolk opnieuw referenen[2] aan het meesterwerk van T.S. Eliot The Waste Land (1922) dat affluit* met de mantra Shantih shantih shantih.

 

Tekst: eerder verschenen in Blauwblad No. 03, juni 2021 (p. 15)

Voetnootjes:
[1] Blauwe Wolk bezocht het Red House met Eva Vermandel en Alice McCabe in 2018. https://www.nationaltrust.org.uk
[2] Zie T.S. Eliot (1922): The Waste Land / Paul Claes: Het Barre Land (Amsterdam: De Bezige Bij, 2013).


#AbsoluteCijfers

Via de spookgang van blinde muren en garageboxen in de Blauwhuisstraat begeven we ons in de richting van de erfgoedwaardige Blauwhuishoeve waar zich lang geleden de eerste graaf van Waartou vestigde. Blauwe Wolk herinnert en verzinnebeeldt zich deze hoeve - waar hij in een vorig leven werk van Tina Gillen, Jan Fabre, Panamarenko en vele and'ren zag - als een herdersgrot waarin de zon immer schijnt. 

Maar eylaes! net als tegen de herbergdrempels, botsen we met onze vleugels frontaal tegen een poort die ons de doorgang ontzegt. De fraaie toegangsdreef wordt hier bewaakt door twee statige leeuwen. De #MadCats? Plato en Ajax? Kwipsch en Kwapsch

We hebben iets eigenaardends* met sleutels, hekwerken en #AbsoluteCijfers. Onze vrienden en vogelingen* van het Blauwhaus zal het vast dus niet verbazen: het huisnummer van het Blauwhuis in Waartou betekent* 17[17].

 

Tekst en foto's: eerder verschenen in Blauwblad No. 03, juni 2021 (p. 16-17).

Voetnootje:
[17] Zie De Tuin van Gistern* en Morgen (Sint-Martinuskerk, Aalst); Blauwblad No. 00, p. 28: "Hij ligt vooralsnog niet wakker van Orwelliaanse nieuwsberichten of van het - al dan niet - winnen van 't Grootste Lot met de échte absolute cijfers: 5 na 12, dan 3, 2, 1 en 't huisnummer bij de deurbel: 17." Toeval bestaat (niet)?


#ProefStuk

Waartou is dus uit de modder geboren en wij zijn er met onze #AirCrafts bijna weer in beland. Daarr de blauwe schuit op 't eerrste zicht rraakt vaak kant noch wal. We dagen onze passagiers veelvuldig uit en snijden verraderlijke zandbanken aan. Edoch, wie zich in de materie verdiept, voorbeeldig #FieldWork praktiseert, onze Voetnootjes consumeert en op recreatieve wijze #DeepResearch beoefent, wordt hier straks misschien toch wijzer van. Mogelijk ontwart hij of zij zelfs 't smalle pad dat ons door den lusthof leiden kan; 't labyrint dat in ons hoofd en door onze handen is heropgestaan. 

Terwijl we onze #BesteBeetjes tot confituur recycleerden en onze kromme-wegen* formuleerden, brak het pinksterweekend aan. 't Was alsof de vlammen uit onze haren sloegen en we ons doldwalend* een weg bleven verspreken* in koeterwaals en tongentaal. Misschien heeft u daar als dorpskernbeminwoner* niet meteen veel soeps aan, maar dit blad werd ook geschreven om zelf enig vermaak in deze (soms veeleisende) avonduren* te vinden en als recreatief vertier voor onze vrienden: onze lezersrepubliek. 

Deze aantekeningen zullen weldra landen in de fortuinlijke, kunstzinnende* handen van festivalopzoekers en toevallige passanten die door Waartou dwalen. Met hen delen we onze waandacht* voor vriendschapsformules en de Blauwhaus HekkenKruisfilosofie[1] (die zo mooi met 't gekkenhuis te rijmen valt). 

De Cleyne voor Eenieder lonkt* iedereen mee om over onze kromme-wegen* te dwalen, gaandeweg onze hersenspinsels te vertalen door te proeven van verze vruchten* (best geconsumeerd met een korrel zout), om weer op adem en tot verzicht te komen* met dit #ProefStuk in hun kraag.

 

Tekst en stempel: eerder verschenen in Blauwblad No. 03, juni 2021 (p. 18).

Voetnootje:
[1] Zie Wauman, Wim (2019): GetijdenBoek/Book of Tides, p. 55, 56-59, 70-71 (ISBN: 9789490521493).


Doolhof der Kalverliefde

Het los en dom gewoel dat jonge lieden plegen,
Is juist gelijck een hof met duysent omme-wegen;
    Een hof, een lustig hof, en konstigh afgemaelt,
    Een hof, een listigh hof, waerin Eenieder dwaalt;
Een hof, een schoon prieel, daar alle tuinen bloeyen,
Maer des al niettemin ook suere fruyten groeyen;
    Een hof, daer over al veel schoone rosen staen,
    Maer diese plucken wil, die vint'er prickels aen; 
Een hof een rond begrijp*, maer daer oock slimme* treken
Geduerigh omme-gaen, en nimmermeer ontbreken;
    Een hof, een diep geheym, dat niet en is te seggen,
    En dat ick niet en weet met woorden uyt te leggen;
Een hof vol bittersoet; vol aengename lagen,
Een hof vol bange vreught, en duysent vreemde slagen,
    Een hof, een noodigh mal, een hof, een wonder hof;
   Een hof, maer 't is genoegh; mijn hooft dat draeyt'er of.
Hier koomt een vryer aen, onseker wat te maecken,
Hy weet niet in het perck, niet weder uyt te raecken,
    Hy wil te rugge gaan, hy koomt'er dieper in,
    Hy kijckt aen alle kant; geen eynde, geen begin.
Daer roept een jonge maegt, met droefheit overwonnen,
Wat heeft mijn weeligh hert een malle daet begonnen!
    Ick soeck, ick sucht, ick sorgh, ick sie geduerig om,
    Maer al om niet, eylaes! de wegh is al te krom
Hier trotst* een moedigh quant, en meynt’er in te komen,
Maer straks is wederom sijn hope wegh genomen,
    Al doet hy wat hy kan, al loopt hy wonder ras,
    Hy vint hem wederom daer hy te voren was
Daer staet een vlugge meyt, en meynt sy raeckt’er binnen,
Maer siet! Sy moet terstont van nieuwen aen beginnen,
    Sy wist (gelijck het scheen) waer op de spille draeyt,
    En sit van stonden aen soo was’et al bekaeyt;
Een ander staet en siet, en wil een weinig rusten,
Maer siende groen gewas, soo krijght hy groene lusten,
    Het fruyt is bijster wrang, hy staet’er niettemin
    Sijn bolle lippen op, sijn volle tanden in,
Hij snoeit al wat hy vint, en door het gulsigh eten
Soo is hem met’er tijd sijn eerste wegh vergeten,
    De sloor* die met hem doet is even soo gestelt,
    Sy voelt dat haer het lijf gelijk een blase swelt,
Sy is geweldigh kwapsch* en moet geduerigh braken,
Sy weet de rauwe sucht niet weder quijt te raken,
    Sij krucht den ganschen dagh, onseker wat sy voelt,
    Vermits ‘k en weet niet wat haer in de leden woelt!
De snoeper niet te min die krijght, te sijner schanden,
Een ongesonde maegh, en even stompe tanden;
    Dat is van over lang de straffe van de lust,
    Die met onrijp gewas ontijdigh wort geblust;
Shy siet dan al het perck, en hoe het is gelegen,
Shy siet’er schoon bedroch, en hondert slimme* wegen,
    Ghy siet hoe dat de jeught hier sonder einde dwaelt,
   En wat een tuymel-geest haer in de leden maelt,
Ghy siet hoe malle Waen, hoe Schijn, en losse Droomen
Hier swieren op het velt, en spelen in de boomen,
    Ghy siet hoe dat de mensch de slimme gangen mint,
    En wonder groot vermaeck, oock in het dolen, vint;
Ghy siet hoe dat het volck wort om en om getogen,
Ghy siet hoe dat het oogh wort menighmael bedrogen,
    Ghy siet hoe wonder licht zich ieder een vergeet,
    En hoe een snoeper vaert die wrange fruyten eet.
Noch wil ick evenwel geen jonge maegt beletten,
Haer voet ter rechter uur in desen hof te setten,
    Genaeckt dan, soete jeugt; maer, eerje verder gaet,
    Laat de Cleyne uw Leytsman zijn, Eenieder uwen draed*.

Tekst en afbeelding: eerder verschenen in Blauwblad No. 03/Waartoublad, juni 2021 (p. 23-26)

Originele tekst Jacob Cats (1655): Wegh-wyser ten Houwelick uyt den Dool-hof der Kalver-liefde, naar de behoeften van 'den ouden ende nieuwen tijdt' ingericht door Blauwe Wolk.