Gistern* en Morgen (Deel 4: Zomerbubbel)

Dit seizoen begint met een verdwaald Tempelboomblad, aangewaaid uit vreemde oorden, alsof de herfst reeds is begonnen; en met de veerkrachtige duif van Hoop: Polly Zomerbubbel.

In haar krappe* zeepbel, een schitterend voorteken aan de wand, zien we de wereld dubbel. Zal de atmosfeer erin besloten, spetterend imploderen met een plof of knal? Of kan Polly er met een frisse adem nieuw leven in blazen doorheen een wit-blauw wegwerp stroriet? Wij hopen uiteraard dat laatste, maar of het haar lukken zal, weten wij niet.

Met één oog afgunstig en lustig gericht op ’t adelaarsnest van de Voorbeeldige Pelikaan die zijn of haar jongen voedt – zijn of haar nobel bloed, nam Ssssst de slang verze vruchten* als prooi in haar mond. Ze woog en wikte haar woorden en draaide haar tong als een tweesnijdend zwaard dichterlijk in ’t rond:

In mijn tuin koessterden wij De Levende Rand[1]:
     ‘t boomsstronken omzomend veelgesslacht
     van duizendblad, weegbree en madeliefjess,
     ssalomonsszegel, klaverss, lievevrouwebedsstro
     en vergeet-me-nietjesss.

 

Nabij de plantaardige berm rond de zomerboom werden onlangs[2] de Eerste (ecologische) Voetafdrukken en de legendarische Braun en Samsung schedels ontdekt. Toch vonden de speurneuzen alweer geen archeologisch verwijs* naar Adam of Eva. Het bleken slechts dwaalsporen die werden aangebracht door Isabel en Wim die de Tuin als eersten konden betreden en voor dit tafereel hun beste beetjes* hadden voorgezet. Hebben ze zodoende – al dan niet bewust – de eerste stap gezet of een precedent geschapen, om een Blauwhaus ‘Walk of Shame’ (een eigentijdse ‘Walk of Fame’) te maken?

Moeder Ghans[3] die wist nog wel van welk hout ze pijlen kon slijpen, onze pelgrim en vrijheidsheldin. Wij bedachten net of ze niet broodnodig 180° op haar passen terug zou keren, trekvogelgewijs* op weg naar ’t Houten Hekwerk en onze Tuin van Gistern* en Morgen?

Vandaag ruilt ze rapen en appels in voor verdraaid fraaie ajuinen en gezwind smeert ze het woord aan de daad (als confituur op ’t alledagdagelijks* brood). Met haar snavel gericht op een hoger doel blijft ze halsstarrig geloven in vleugels vol verze vruchten* als ajuinen tegen honger en dorst.

     Het wonder is eindelijk geschied!
     Hic est panis – de caelo descendit!

 

Tekst en afbeeldingen: eerder verschenen in Blauwblad No. 00, januari 2021 (p. 22-26).

Voetnootjes:
[1] Richard Sennett omschrijft een ander soort ‘levende rand’ (‘live edge’) in zijn boek The Craftsman (2008 – Anticipating Ambiguity): een vrijplaats voor vage grenzen en ambiguïteit.
[2] https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/09/15/skeletten-uit-de-10de-eeuw-ontdekt-in-aalst-het-zijn-de-oudste/
[3] Dit fragment verwijst naar vorige projecten (de Wase raap) en naar De Sprookjes van Moeder de Gans (waaronder Blauwbaard) die opgetekend werden door Charles Perrault. Maar daarmee is de kous niet af: de gans is ook een attribuut van Sint-Martinus die zich volgens de legende in een ganzenhok had verstopt omdat hij geen bisschop wou worden. De ajuin verwijst dan weer naar de Aalstenaar en de houding en pijl zinspelen op de legende van Willem Tell die met een kruisboog een appel van het hoofd van zijn zoon moest schieten.


TAGS