Gistern* en Morgen (Deel 2: Lentebrood)

Traag maar gestaag knopen we dit jaar achter en tussen de twee benen van één kreupelhouten sukkelaarskruk ook een staart aan het Blauwhausverhaal dat reeds meer dan één lente kent. Toen Blauwe Wolk en de meermin Melusine nog worstelden met het complementaire trio Arts, Apes en Crafts[1], of als welbespraakte vogels en sluwe vossen nog boeken vulden over hun verlangen naar een kasteelherenleven in Het Barre Land[2].

Helaas klinkt al hun gehinnik, geratel, gesis en langdradig gespin over oude legenden en heldendaden nu niet bepaald to the point en heeft hun vaag geklets en gezwever* op ’t eerste zicht ook ritmisch slechts weinig zin. Het verslag over die voorafgaande queeste staat immers zwart en blauw op wit gedrukt in het Blauwhaus GetijdenBoek[3] dat werd vormgegeven door Madeleine Wermenbol die voor Sisyphus de Mantel der Naastenliefde van Sint-Martinus spon.

Tussen de schering en inslagdraden van dat weefwerk schemert De Nieuwe Maatstaf door: de gebroken spil en ruggengraat van ‘t nobel lastdier Sisyphus dat over berg en dal Sint-Martinus tot in ’t absurde droeg. Hij telt slechts anderhalve meter maar toch vergt het enige inspanning en een lenige denkoefening of twee om hem te doorgronden. Daarna draait hij gezwind het hoekje om.

Over die Martinus schreef Blauwe Wolk in zeven regels nog een zogenaamd rondelet met AbAabbA als rijmschema en vier lettergrepen voor A, acht voor de rest:

     Sint-Martinus
     die scheurde zijn mantel gedwee
     Sint-Martinus
     op tocht met z’n paard Sisyphus,
     gaf één helft aan een stakker mee
     zijn naam wel befaamd, niet blasé
     Sint-Martinus

 

En zie, wie vergaapt zich daar en trekt zich op dwars doorheen knieschijf, oksel en schouder vastgedeuveld* aan de lenteboom? ’t Is geen heilige, geen Adam nor Eve, maar de tijdsgeestige* King ‘Dong’ Kom die haar zeker liefhad maar nog niet plukken kon: de verze vrucht* van ’n idioot Engelstalig idioom. Always have an ape up your sleeve!

Niet uit onze mouwen, maar uit ‘t Donker Doolhof van onze onderstebovenkamer of kop, duikt boven wortels en uit de krochten van Moeder Aarde zowaar Tiresias, de-mol-die-uit-de-diepte-komen-zou, hier weer op.

Met blind vertrouwen en ferme klauwen had hij voor zichzelf en voor ’t diepgravend volk een uitweg gepland – als schattenjagers op zoek naar ‘t beloofde land aan de Molshoop waar zelfs het alledagdagelijks* Brood op de Plank geen goede raad brengt, al is ’t niet ongezond. Gelukkig is het niet rechtlijnig, vierkant of rond.

     ’t Wonder is eindelijk geschied!
     Hic est panis – de caelo descendit!

 

Tekst en afbeeldingen: eerder verschenen in Blauwblad No. 00, januari 2021 (p. 09-15).

Voetnootjes:
[1] Wim Wauman (2018): WORK FLOW A Play with Arts Apes and Crafts – ISBN: 9789490521370.
[2] Het Barre Land is de titel van de vertaling van T.S. Eliot’s gedicht The Waste Land (1922) door Paul Claes. Wij trokken een parallel met de regio ‘Land van Waas’ of ‘Waasland’.
[3] Wim Wauman (2019): (Blauwhaus) GetijdenBoek/Book of Tides – ISBN: 9789490521493.


TAGS

[taxopress_postterms id=”1″]