De Sgreeuw van Suskewiet

Alle serieuzeneuzen* wezen in dezelfde richting want wie kent nu niet, ‘t Slaaplied van ons’ spitsneuzige* Suskewiet (> Lb. 02: 14)? Wie las ‘t recht voor de aap* Sgreeuwlied hieronder nog niet? Tjeempie! Want wie gaapt straks naar de broodschrijverspijp, dicht de mond vol bananenspijs of Streuvelsbrood, en fluit schuinig* mee ‘t vogelvrijgefloten (Blauwhaus) Weverslied?

Want ziet,
floot Suskewiet (de blinde vink)
die zichzelf in ‘t werkstuk
(ooitrood en timmergoud)
slechts half weerspiegeld ziet.

…om mijn kunste kromt geen limiet!

Ik sgreeuw* niet, ik wondereis*;
‘k ben de aap, dwars én eigenwijs;
‘n kleurrijk figuur; ‘n potige gijs;
allesb’halve ouwgrauwblommegrijs.

Groote narren hebben groote bellen;
‘n vogelvrijfluiter is geen bandiet;
al schiet ik nooit d’ hoofdvogel af:
een banaan maakt geen parkiet!

Mijn praatjes vulden de buik niet?
Mijn verze vruchten? Geacht onrijp?
Maar al weef ik nooit de grootste prijs,
ik dicht alle gaatjes met bananenspijs!


TAGS